Die vaas.
Kijk nou, die váás daarginds.
Dat is me een gedrocht!
Wie wil zo’n ding in vredesnaam?
Die wordt vast nooit verkocht.
Die vaas.
Ach nee, die váás daarginds:
zo lelijk als de nacht.
Er is maar één gelegenheid
waar deze vaas op wacht.
Wie duwt hem van die glazen plank?
Wie durft
en maakt hem stuk?
Want ook al zijn ze lelijk,
scherven brengen tóch geluk.